;



De ooggetuigen

Jezus had hele gewone mannen uitgezocht om Hem te volgen. Hij bracht drie jaar met hen door en Hij leerde hen over Zichzelf en legde de diepe waarheden achter Gods Woord uit. Gedurende de drie jaar deed Jezus vele wonderen, deed gedurfde uitspraken en leed een volkomen rechtvaardig leven. Later hebben deze apostelen veel van Zijn woorden en daden opgeschreven. Deze Nieuwtestamentische getuigenissen worden zeer betrouwbaar geacht. Ze gaan alle andere historische documenten uit de oudheid in authenticiteit verre te boven (zie "Is het Nieuwe Testament betrouwbaar").

Wetenschappers hebben opgemerkt, dat het Nieuwe Testament een objectiviteit aan de dag legt, dat het verslag van de apostelen geheel geloofwaardig maakt. Ze schreven eerlijk over wat ze hoorden en zagen. De historicus Will Durant zegt:

"Deze mannen waren niet van het kaliber dat je zou kiezen om de wereld te hervormen. De Evangeliën laten op realistische wijze hun karakters zien en legt hun tekortkomingen eerlijk bloot.”1
Toen ze Jezus voor het eerst zagen, hadden ze geen idee wie Hij was. Maar toen zij Zijn diepgaande woorden hoorden en zagen hoe Hij blinden het zicht teruggaf en doden opwekte, moeten hen de profetieën in gedachten zijn gekomen, waaruit volgde dat de Messias God zelf zou zijn (Jes 9:6, Micha 5:2). Maar toen ze Hem zagen sterven aan het kruis, leek Jezus verslagen en machteloos. Elke gedachten dat Jezus God was moet ongetwijfeld aan het kruis zijn gestorven.

Maar, drie dagen na die traumatische ervaring, vertoonde Diegene, die krachteloos had geleken aan het kruis, zich op wonderbare wijze in levende lijve aan zijn volgelingen. (Zie Is Jezus opgestaan uit de doden) En Hij was lichamelijk opgestaan. Ze zagen Hem, raakten Hem aan, aten met Hem en hoorden Hem spreken over zijn heerlijke positie als de hoogste autoriteit in het universum. Simon Petrus, de discipel die zeer nabij Jezus was en een ooggetuige, schreef:

"..wij zijn ooggetuigen geweest van Zijn majesteit... Want Hij heeft van God de Vader eer en heerlijkheid ontvangen, toen Zijn stem van de verheven heerlijkheid tot Hem kwam: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb." (2Petrus 1:16,17)
Maar betekent het feit dat de apostelen Gods heerlijkheid zagen en Gods stem hoorden nu ook, dat ze Hem als God beschouwden? Nieuwtestamenticus A. H. McNeile geeft ons het antwoord:
"…Jezus' leven is nog maar net ten einde, ogenschijnlijk in mislukking en schande, en alle christenen, niet individuen hier en daar, maar het totaal van de Kerk ging in een keer over op het vaste geloof dat Hij God was."2

Geloofden de apostelen, die het Nieuwe Testament opschreven, werkelijk dat Jezus God is of beschouwden ze Hem als een schepsel? Als ze Jezus als God beschouwen, zagen ze Hem dan als Schepper van het universum of als iets daaronder? Degenen die de goddelijkheid van Jezus ontkennen, beweren dat de apostelen Jezus zagen als Gods Opperschepsel en dat alleen de Vader Eeuwig God is. Om dus hun uitgangspunten over Jezus te verhelderen zullen we hun woorden onderzoeken en daarbij drie vragen stellen:

  1. Aanbaden de apostelen en de vroege christenen Jezus als Heer?
  2. Leerden de apostelen dat Jezus de Schepper is, zoals beschreven in Genesis?
  3. Aanbaden de apostelen Jezus als meest vooraanstaande in het universum?

Heer

Nadat Jezus was opgevaren, verbaasden de apostelen zowel de Joden als de Romeinen door Jezus "Heer" te noemen.3 De apostelen deden het ondenkbare en aanbaden Jezus, ze baden zelfs tot Hem alsof Hij God zelf was. Stefanus bad "Heere Jezus, ontvang mijn geest", terwijl hij gestenigd werd. (Hand 7:59)

Andere gelovigen deden spoedig mee met Stefanus. En zelfs met de dood voor ogen "hielden ze niet op, [...], te leren en Jezus Christus te verkondigen" (Hand 5:42). De meeste apostelen stierven de marteldood. Zij gaven hun kennis van Jezus door aan kerkvaders die hun boodschap meedroegen naar de volgende generatie. Ignatius, een discipel van de apostel Johannes, schreef over Jezus' wederkomst: "Kijk uit naar Hem die boven de tijd uit gaat, die geen tijden kent, die onzichtbaar is". In een brief aan Polycarpus stelt hij: "Jezus is God", "Vleesgeworden God". En aan de Efeziërs schrijft hij "God zelf verscheen in mensenvorm, voor de vernieuwing van het eeuwig leven." (Brief van Ignatius aan de Efeziërs 4:13)

Clemens van Rome leerde in het jaar 96 ook dat Jezus Christus God was "We moeten Jezus Christus als God zien (Tweede brief van Clemens aan de Corinthiërs, 1:1)

Polycarpus, een andere leerling van Johannes, stond terecht voor de Romeinse proconsul op de aanklacht dat Hij Jezus als Heer aanbad. Toen de ziedende menigte om zijn bloed riep, eiste de Romeinse rechter, dat hij Caesar als Heer aanvaarde. Maar Polycarpus ging liever naar de brandstapel, eer hij Jezus als zijn Heer opgaf en zei:

"Zesentachtig jaar heb ik Christus gediend, en nooit heeft Hij mij iets kwaads gedaan. Hoe zou ik mijn Koning, die mij redde, dan zo kunnen lasteren?"4

Toen de vroege kerk groeide begonnen Gnostische en andere sekten te leren, dat Jezus een schepsel was, ondergeschikt aan de Vader. Dit werd op de spits gedreven in de 4e eeuw, toen Arius, een populaire spreker uit Lybië, veel leiders overhaalde te geloven dat Jezus niet volledig God was. Toen kwamen de kerkleiders in het jaar 325 bij elkaar in het Concilie van Nicaea, om om voor eens en altijd vast te leggen of Jezus Schepper was of schepsel.5 En deze kerkleiders bevestigden met grote meerderheid de christelijke opvatting sinds het begin en de leer van het Nieuwe Testament, dat Jezus volledig God is.6

Kik Hier om verder te lezen over: "Geloofden de Apostelen dat Jezus God was?"